Interview | Hans Becking: zwervend tussen avontuur en crosscountry

Door Jan Geys -

  • Sport

Interview | Hans Becking: zwervend tussen avontuur en crosscountry

Hans Becking is misschien wel de meest Belgische Nederlander onder de mountainbikers. Hij is gehuwd met een Belgische, waardoor hij Nederland heeft ingeruild voor een stekje in het Oost-Vlaamse Wetteren. Komende zondag zet hij in Landgraaf zijn fraaie rood-wit-blauwe trui op het spel tijdens de Nederlandse kampioenschappen crosscountry. Hoog tijd dus om samen met hem eens terug te blikken op de voorbije twaalf maanden, twaalf maanden waarin hij op zijn 31ste duidelijk nog een hele stap vooruit heeft gezet. En natuurlijk dwaalden we ook af en toe wat af naar een verder verleden of naar zijn voorliefde voor de meerdaagsen. Een monoloog:

Het was natuurlijk niet nieuw voor me toen ik vorig seizoen in Nieuwkuijk Nederlands kampioen werd, want ook in 2012 werd ik al een keertje nationaal kampioen. En ik kan je zeggen dat zo’n Nederlandse titel toch best wel wat verandert in je leven. Als nationaal kampioen val je meer op en zo’n titel geeft vooral veel erkenning. Gelukkig voel ik door de trui geen extra druk, want het is niet zo dat ik al nerveus wordt van enkel naar de trui te kijken. Het is dan ook meer een eer dan een last om de trui te dragen. En ik vind het ook een heel mooie trui. Wat wel verandert is dat ik nu meer aanvragen krijg om her en der aan de start te verschijnen en dan moet je nee durven zeggen.

De eerste keer dat ik kampioen werd, in 2012 in Steenwijk, was dit nog best een verrassing voor me. Ook in 2016 had ik niet meteen verwacht om kampioen te worden, al had ik me er specifiek op voorbereid. De Nederlandse rondjes zijn meestal snel en dus opteer ik in de voorbereiding meestal voor enkele wegkoersen. Vorig jaar liet ik er zelfs bewust de wereldbeker in Lenzerheide voor schieten omdat je in een wegwedstrijd toch weer enkele tandjes groter kan rijden. Ook de omloop van dit jaar, in Landgraaf, moet me wel liggen. Landgraaf is dan weer wel een atypisch Nederlands parkoers waarin wat meer geklommen moet worden en wat meer pure mountainbike porties zitten.

Doordat ik dit jaar in de eerste World Cups goed scoorde, heb ik de voorbije weken wel deelgenomen aan de World Cups in Vallnord en Lenzerheide en ik ben dan ook benieuwd of het een voordeel of een nadeel gaat zijn dat ik deze wedstrijden, waarbij vooral Vallnord zich op grote hoogte afspeelde, heb gereden.

Ik voel me het beste in de rol van outsider

Ik word al nerveus als je zegt dat ik de topfavoriet ben voor de titel in Landgraaf. Ik voel me dan ook het beste in de rol van outsider. Ik kan dan wel goed toeleven naar kampioenschappen, maar in Lenzerheide liep het niet lekker en gaf ik er zelfs de brui aan. Terwijl het de voorbije maanden net zo goed ging.

Eindelijk viel de laatste maanden alles eens een keer in de plooi, want om topprestaties te leveren moeten alle details kloppen en moet ook alles elke week meezitten. Ik wist wel dat ik deze winter goed bezig was en toen ik op Cyprus de strijd kon aangaan met Kulhavy en Giger om als eerste de singletrack op te draaien, gaf dat een boost aan mijn moraal. Nochtans hadden we deze winter het idee opgevat dat ik dit seizoen vooral de jongeren in het team zou begeleiden en dat ik zelfs niet in alle wereldbekers aan de start zou verschijnen.

Al reed ik eind vorig jaar, met het oog op extra UCI-punten, mee in de Brasil Ride zodat ik iets meer vooraan zou kunnen starten tijdens de eerste wereldbekers. Zo hoopte ik om dit jaar toch nog eens rond de top twintig te kunnen eindigen in een World Cup. In Val di Sole werd ik ooit een keertje 21ste en toen dacht ik al dat ik de race van mijn leven gereden had. En dan rijd ik dit jaar plots naar de 15de plaats in Nove Mesto en de 12de in Albstadt!

En door de goede prestaties van dit jaar sta ik plots achtste in de UCI-ranking. Op zich ben ik daar niet te veel mee bezig, want als ik tijdens elke wedstrijd in mijn hoofd moet hebben zitten dat ik met die of die plek zoveel punten scoor dan ben ik ook niet goed bezig. Maar nu ik achtste sta, wordt het natuurlijk wel een ding, ook al weet ik dat zo’n klassement niet helemaal representatief is. Ik weet ook wel dat een Kulhavy, die achter me staat, beter is dan mij. Al vindt bondscoach Gerben de Knegt dat ik te bescheiden ben. Zo besliste ik deze winter al dat ik dit jaar niet mee zou gaan naar het EK, omdat ik toen dacht dat ik er toch maar voor de twaalfde plaats zou strijden. En vermits ik een uitnodiging voor een stage race in Colombia in de bus had gekregen, was voor mij de keuze snel gemaakt.

Ook voor het WK pas ik voor dezelfde reden. Ik vind dat de kosten voor mij niet opwegen tot wat ik er kan bereiken. Het podium is voor mij toch niet haalbaar en als ik dan achteraf in het klein een persberichtje zie verschijnen dat Hans Becking twaalfde is geworden op het WK, dan heeft dat de bond wel een slordige 6 à 7000 euro gekost om me naar ginder te sturen. En dan heb ik het nog niet over de lange vlucht, de week die ik er op voorhand moet spenderen in de tropische hitte met een jetlag van hier tot in Tokio om er dan op zondag een wedstrijd van anderhalf uur te rijden …

Nee, dan ga ik op zo’n moment liever een weekje op vakantie met mijn vrouw, want zelfs zonder dat WK heb ik de voorbije maanden al een zwaar seizoen achter de rug. En het is niet omdat het de voorbije maanden zo goed gaat, dat ik plots mijn planning die ik de voorbije winter heb opgemaakt moet omgooien. Want het is misschien net door die planning en de vele stage races die ik rijd, dat het dit jaar zo goed gaat. Ik heb nu eenmaal veel wedstrijdritme nodig.

En ik ben ook helemaal gek op stage races. Het is dankzij mijn goede prestaties en bekendheid in het crosscountry dat ik ervoor uitgenodigd wordt, dus ik kan crosscountry ook niet uitsluiten, maar als ik zou moeten kiezen dan weet ik het wel. Mijn hart gaat uit naar de stage races en als ik geen prof zou geweest zijn, zouden dat de wedstrijden zijn waar ik toch naartoe zou trekken.

Het is grappig dat ik als knuppel uit het crosscountry al deze stage races in mijn kampioenstrui mag rijden. Uiteindelijk is dat toch een trui die ik heb veroverd in een wedstrijd van maar anderhalf uur. En het is toch best sneu dat de wereldkampioen marathon in diezelfde stage races, met toch vaak etappes van een kleine honderd kilometer, zijn trui in zijn valies moet laten zitten. Ik heb dit jaar dan ook veel mogen rondrijden in mijn rood-wit-blauwe trui, dus ik heb extra kunnen genieten van deze titel.

De beleving van een MTB stage race is ook anders en leuker. Na tien jaar heb ik die wereldbekers en nerveuze wedstrijden dan ook wel een beetje gezien. Ik ben er nu 31 en als de gelegenheid zich voordoet pak ik ze dan ook steeds met beide handen aan. Want zeg nu zelf: slapen in tentjes en ’s avonds nakletsen in het plaatselijke restaurant, … dat is toch heerlijk. De eerste dag ben je nog bloednerveus en staan je bidons al een uur voor de start klaar en heb je je rugnummer al opgespeld. Maar op de vijfde dag gaat het van ‘o ja, over een kwartiertje is het de start, ik zal er maar eens aan beginnen’.

De eerste dag ben je nog bloednerveus

Ik kijk dan ook al reikhalzend uit naar de komende maanden met onder andere de eerder genoemde wedstrijd in Colombia, de Glacier 360 in Ijsland, waar we ’s avonds in de warmwaterbronnen mogen verpozen, en de Israel Epic, die ik samen met Didier Bats zal rijden. Al zijn er etappewedstijden waar die sfeer aan het verdwijnen is en waar iedereen in hotels zit, terwijl we vroeger gezellig rond het kampvuur zaten.

En ik koester ook nog een grote droom in de stage races. Zo zou ik graag eens een keertje alles op de Cape Epic of Transalp willen zetten. Want als ik moet kiezen tussen een twaalfde plaats in de World Cup of de eindzege in een grote meerdaagse als de Cape Epic dan weet ik het wel. Ik zeg niet dat ik deze ooit ga winnen, maar ik moet het toch een keer proberen en straks op mijn 34ste of 35ste neem ik veel ervaring mee. Kijk maar hoe Christoph Sauser (die 41 is, nvdr) dit jaar nog rondreed in de Cape Epic. Ik wil nog twee à drie seizoenen meedraaien in de XC-wedstrijden om daarna voluit te gaan voor de meerdaagsen.

Voorwaarde is natuurlijk wel dat ik er de ideale partner voor vind, liefst iemand die beter is dan ik en die me vooruit pusht. Bij mijn vorige deelname aan de Cape Epic (samen met Rudi van Houts) heb ik heel de week afgezien doordat ik voordien ziek was geweest. Gelukkig reden we in een bepaalde etappe alsnog naar een podiumplek.

Of Mathieu van der Poel de geschikte kandidaat zou zijn? Wie weet, waarom ook niet? Ik ben in ieder geval blij met de komst van Mathieu in onze sport en dat hij beter is dan mij vind ik helemaal niet erg, zo zijn er zoveel. Ik ben al blij dat ik op een lijst sta van diegenen die dit seizoen eens een keertje voor hem zijn geëindigd in de uitslag, want dat lijstje is best kort (lacht).

Elke sport heeft iemand nodig met een rockstergehalte

Ik ben zelf ook maar een boerenjongen, dus ik ben al blij dat ik een handtekening mag zetten. Mathieu heeft toch meer rockstergehalte dan ik en dat trekt veel mensen aan. Elke sport heeft een ‘onbereikbaar’ iemand nodig. Kijk naar Zwitserland, waar dankzij Nino Schurter mountainbiken bijna een vak is op school. Zo iemand hebben we ook nodig in Nederland en België. Al moeten we ook zuinig zijn met Mathieu en koesteren wat hij doet. Vergeet niet dat hij nog jong is en toch al enkele knieoperaties achter de rug heeft.

Zelf nam ik ook een bliksemstart bij de jeugd en behaalde ik bij de junioren onder meer twee bronzen medailles op het EK. Doordat ik vroeg volgroeid was, ging alles toen te vlot. Later, op mijn 18/19, moest ik ineens aan de bak tegen concurrenten die ook volgroeid waren. Om dan te kunnen winnen, moest ik serieus beginnen trainen en op mijn eten letten. Toen was de lol er voor mij meteen af. Ik ben dan ook gedurende anderhalf jaar gestopt, waardoor ik nadien lang achterop hinkte, want dat is toch tijd die ik gemist heb in mijn opbouw als renner.

En daar komt nog de druk bij die je jezelf soms oplegt. Neem nu 2016, toen ik in de voorselectie zat voor de Olympische Spelen. Dan ben je zo gefocust en moet echt elk detail kloppen. Door die druk wordt alles net een tikkeltje moeilijker. Terwijl ik dit seizoen anders aanpak. Als ik zin heb in een biertje, drink ik er ook eentje. En als ik me niet goed voel dan train ik twee dagen niet.

Ik ben ondertussen al enkele jaren prof en ik kan alleen maar zeggen dat ik momenteel mijn kinderdroom beleef. Al van toen ik nog een ‘klein manneke’ was, droomde ik ervan om prof te worden. Op mijn twaalfde of dertiende heb ik het zelfs aangedurfd om Bart Brentjens himself op te bellen om hem te vragen wat ik moest doen om een topper te worden (lacht) … Ik knipte toen ook alle foto’s uit die ik zag voor in mijn plakboeken. Ik ben dan ook al de mensen dankbaar die me toentertijd gesteund hebben om terug op de fiets te stappen, want als ik nu terugkijk en zie wat ik allemaal zou gemist hebben … Dat zijn toch allemaal momenten die ik meeneem in de rest van mijn leven …

DoorJan Geys