Ontdekking | Valle d’Aosta met de gravelbike: het gedroomde land

Door Pierre Pauquay -

  • Natuur

Ontdekking | Valle d’Aosta met de gravelbike: het gedroomde land

De Aosta-vallei, die voorheen heel geïsoleerd was, opende zich voor de wereld na de aanleg van de Col du Grand-Saint-Bernard. Desondanks blijft het een afgelegen en rustige plek die zich uitstekend leent om te gravelen.

Het dorpje Etroubles, dat vlak bij de Zwitserse grens ligt, ontwikkelde zich als een belangrijke handelsplaats waar herbergen en winkels zich vestigden.

Dit dorp is ons startpunt voor de historische beklimming die ons naar de pashoogte en het hospice Grand-Saint-Bernard zal brengen. In de winter is deze plek een eiland te midden van de woeste elementen, maar in de maand juni is de weg ernaartoe gemakkelijker toegankelijk.

We kiezen voor de gravelbike om deze ‘heilige’ plek te bereiken, waarna we onze reis zullen vervolgen naar andere toppen in de prachtige vallei van Val Veny.

Hulp van de kloosterlingen

Dankzij onze gravelbike kunnen we de drukke hoofdweg die naar de Grote Sint-Bernhardtunnel leidt, vermijden. Onder de weg, aan het zicht onttrokken, voert een pad ons de vallei in. Begin juni explodeert de bloei met duizend kleurtonen. We passeren bloemrijke weilanden zover het oog reikt. Onze ‘geheime’ weg loopt door La Combaz en Saint-Léonard; gehuchten die leven in stilte, terwijl daarboven de weg die naar de tunnel leidt onderworpen is aan het gebrul van motoren. Dit is waar het bij gravelbiken om draait: het vinden van wegen en paden die zelden worden gebruikt en die kunnen worden ontdekt door een kaart te lezen.

Ter hoogte van Saint-Rhémy-en-Bosse komt het pad samen met de laatste hellende meters van de pas, ongetwijfeld de mooiste meters van deze klim. In deze laatste bewoonde plaats deden reizigers uit het verleden een beroep op de kloosterlingen die er woonden om hun reis naar het onbekende voort te zetten en de Grote Sint-Bernhard over te steken.

De Via Francigena

In de Middeleeuwen namen de noordelijke kooplieden die op weg waren naar de economische centra van de Povlakte en de Transalpijnse handelssteden, net als de pelgrims die naar Rome of het Heilige Land gingen, een belangrijke communicatieroute die het land van de Franken met het zuiden verbond, de Via Francigena. De route startte vanuit het Britse Canterbury en liep door de Champagne en de Franche-Comté, langs het Meer van Genève en vervolgens door de Rhônevallei en Entremont-vallei om de Alpen over te steken bij de Grand-Saint-Bernard.

Deze pas verbindt dus twee werelden, Noord-Europa en het Middellandse Zee-gebied. Hij mag dan wel minder prestigieus zijn dan de Galibier of de Izoard, toch is hij met z’n 2473 meter hoogte gigantisch. De laatste Giro is er om ons hieraan te herinneren. Op 21 mei werden de elementen losgelaten op de top. De renners stopten hun bagage in de auto’s en staken de pas over door de tunnel. De koninginnenrit van de Giro zag zich met het schrappen van de beklimming dan ook geamputeerd.

Het tempo is goed en we rijden begin juni in relatieve rust voordat in de zomer de kuddes motorrijders arriveren. Het stijgingspercentage gaat zelden boven de 7%.

Omdat ook karren de pas zouden kunnen oversteken, werd in 1894 met behulp van mensenhanden een weg aangelegd. Er werden tunnels gegraven en er ontstonden een reeks haarspeldbochten. De postkoetsen en zware karren, getrokken door vier paarden, slaagden er eindelijk in de helling te beklimmen.

Als we de top naderen, betreden we nog meer geschiedenis. 3000 jaar geleden beklommen de Kelten de pas om hun god Penn te eren, terwijl de Romeinen er Jupiter, de god van de oorlog, aanbaden. Op de bergkam werd een ​​tempel gebouwd. Volgens de legende doodde Sint-Bernardus een draak en stichtte vervolgens in 1045 het hospice. In de daaropvolgende eeuwen bood het hospice reizigers onderdak in het hooggebergte.

Als het nodig was, gingen de kanunniken er in soutane op uit om met hun honden de stormen het hoofd te bieden en verloren mensen te helpen. De legende van de Sint-Bernardus, die de toewijding en vriendschap van de beste vriend van de mens belichaamt, was geboren.

Het hospice is nog steeds een toevluchtsoord voor de mensheid en biedt 30 volledig uitgeruste kamers en een museum gewijd aan de geschiedenis van de plaats.

Winnaar van de Tour

De bergbewoners werden soms gedwongen af ​​te dalen naar de vallei omdat hun berg hen niet langer toestond fatsoenlijk te leven: het land heeft nooit al zijn kinderen kunnen voeden. Velen zijn sindsdien niet meer teruggekeerd.

De verwoeste huizen die we kort daarna in Prailhe en Bezet passeren, getuigen van dit gedwongen ballingschap. Het was het lot van veel inwoners van de Aosta-vallei die in het buitenland metser of schoorsteenveger werden. Een van hen was Maurice Garin die in 1871 werd geboren in Arvier, aan de voet van de Valgrisenche. Garin verliet op 15-jarige leeftijd zijn land om werk te zoeken in de Savoie en vervolgens in het noorden van Frankrijk, nabij Maubeuge. De ‘Kleine Schoorsteenveger’, die in 1901 tot Fransman werd genaturaliseerd, werd een van de grootste wielrenners van zijn tijd en won in 1903 de allereerste editie van de Tour de France.

We zijn aan het einde van de vallei, op het verste punt waar onze gravelbike ons naartoe kan leiden. Verderop is er geen plaats meer voor de fiets. Aan de andere kant van de rotsbarrière ligt Wallis. In het verleden gebruikten bergbewoners de belangrijkste passages om handel te drijven. Tegenwoordig zijn ze paradoxaal genoeg moeilijker toegankelijk omdat de ijskap waar je kon lopen en de pas over kon steken nu verdwenen is. Op deze passen stonden hutten die als baken dienden.

De mooiste van alle valleien …

De volgende dag rijden we naar een andere vallei die gedomineerd wordt door vierduizenders, welkom in Courmayeur. De gravelroute die we in Val Veny gaan volgen is ongetwijfeld één van de meest bijzondere van Europa met de Italiaanse kant van de Mont Blanc op de achtergrond.

Aan de Italiaanse kant toont het dak van Europa zijn meest elegante muren en onthult het kolommen van ijs van de gletsjers Miage, La Lex-Blanche, Freney en Brouillard. Achter deze ijsmonsters staan ​​de granieten pilaren die beroemd zijn geworden door de beklimmingen van Walter Bonatti, ongetwijfeld een van de beste bergbeklimmers van zijn generatie.

Aan de Italiaanse kant toont het dak van Europa zijn meest elegante muren en onthult het kolommen van ijs

Op de Piliers d’Angle of de Aiguille Noire du Puiserey is geschiedenis in het bergbeklimmen geschreven, donker of mooi. Zoals het beroemde touwteam van Walter Bonatti en Pierre Mazeaud die in juli 1961 midden in een sneeuwstorm vastzaten in de Centrale Pijler van Frêney of de prestatie van de Italiaanse bergbeklimmer die er in zijn eentje in slaagde de oostelijke kant te beklimmen via de Hoekpijler, in 1964.

… en de gevaarlijkste in de winter

De kaart geeft een pad aan dat klimt richting Plan Chécruit, waar je het Italiaanse gezicht van de Mont Blanc kunt bewonderen. We hebben al slechtere uitzichten gehad. De klim is echter erg steil en doorkruist een gebied met skipistes die niet erg prettig zijn om te fietsen: de route is dan ook niet geschikt voor een gravelbike.

Vanuit Courmayeur trekken we liever opnieuw de vallei in, een vallei die we bereiken via de Rifugio Monte Bianco. Hier klimmen we regelmatig boven de 2000 meter.

Buiten de gehuchten Puiserey en Lassy zijn er geen woningen te vinden. In de winter is de vallei verboden en gesloten: lawines kunnen angstaanjagend zijn. In 1920 brak een rotsmassa los van de noordoostelijke muur van de Aiguille Noire de Puiserey. Ze zakte met al haar gewicht in elkaar op de Brenva-gletsjer: een enorme golf van ijs en steenpuin kwam uit de morene en overstroomde de hele vallei …

Aan het einde van de weg begint een mooie piste. We zijn hier op de paden van de Tour du Mont Blanc, waar elk jaar ook lopers die deelnemen aan de Ultra Trail du Mont Blanc voorbijkomen, of, meer recentelijk, een gravel race. We rijden richting een hooggelegen vallei, gevormd door het Lago di Combal. De oversteek via een pad dat als dijk dient, is prachtig.

De gletsjers Lée Blanche, Miage en Frêney liggen vlakbij. De top van de Mont Blanc, aan de Italiaanse kant, werd pas in 1865 bereikt door Walker, Moore en Mathews. Geleid door de beroemde Oberland-gidsen, de gebroeders Anderegg, trokken ze de wilde Brenva-vallei in. De muur die hen te wachten stond en die we voor ons zien opdoemen, is indrukwekkend: met een hoogte van 1500 meter is het een van de meest spectaculaire muren van de Alpen.

De Elisabetta-hut, op 2.200 meter boven zeeniveau, is het hoogste punt van onze rit. Na een welgekomen pasta en een sterke koffie is het tijd om terug te keren, er hangt immers een dreigende storm in de lucht. Ondanks de gemakkelijke toegang zal Val Veny altijd het koninkrijk van het hooggebergte blijven en er op onze gravelbike vertoeven, is een moment om altijd te koesteren.

Praktisch

  • Op de website van het Valle d’Aosta worden vele mountainbikeroutes aangeboden: www.lovevda.it/en/itineraries/bike
  • Voor deze reis verbleven we in hotel Beau Séjour in Etroubles: een prachtig, pretentieloos adres gelegen aan de voet van de Grand-Saint-Bernard: www.beausejour.it
  • Het chiquere hotel Gran Baita in Courmayeur zal fijnproevers bekoren:
    www.alpissima.it/gran-baita
  • Houd er rekening mee dat de passage door de Grote Sint-Bernhardtunnel (retour) gratis is als je twee nachten in een hotel of andere accommodatie hebt geboekt via het reserveringscentrum van Val d’Aosta: www.lovevda.it

DoorPierre Pauquay