Ontdekking | Vier seizoenen in één dag op de legendarische Col du Galibier
Door Pierre Pauquay -

De Col du Galibier is ongetwijfeld een van de bekendste bergpassen in de Alpen. Er is echter nog een andere toegangsweg, die minder bekend is, maar waaraan niettemin de legende van de col verbonden is. Afgelopen zomer trokken we op ontdekking van deze oude weg die de pioniers van de Tour de France in 1911 voor het eerst beklommen.
Terwijl de zomerzon eind augustus haar laatste stralen over de Alpen rond het bergdorp La Grave laat schijnen, is het weer onzeker. De dag ervoor sneeuwde het op de omliggende bergtoppen en de weg naar de Col du Galibier is afgesloten! Het kan ons niet tegenhouden om onze fietsen klaar te maken om deze legendarische berg te beklimmen.
Een lentelucht midden in de zomer
Ook de Col du Lautaret is een gekende wielercol en ook hij verbergt enkele mooie parallel lopende paden. Vanuit het hospice du Lautaret bestond er in de 19de eeuw een transportdienst om de stations die in de valleien werden gebouwd, met elkaar te verbinden. De vierspanige ‘Alpenkoetsen’ zorgden toen voor de verbinding met het station van Saint-Michel-de-Maurienne, waarbij men genoodzaakt was om via de Galibier te reizen, waarvoor twee extra paarden werden ingespannen. Een reis die 6 uur duurde …
We bevinden ons hier ook op de paden van de Ultra Raid de la Meije, een gekende MTB-marathon. De gehuchten Pied-du-Col en Cours zijn met elkaar verbonden door prachtige paden die door velden vol bloemen lopen die de lucht heerlijk laten geuren: een late bloei die ons meer aan de lente doet denken dan aan de zomer. In de bergen worden alle zintuigen geprikkeld.
In de voetsporen van de pioniers
We willen naar de top van de Galibier, maar volgen daarbij niet dezelfde weg als het huidige peloton, maar wel de route van de pioniers van de Tour de France die deze vergeten weg beklommen, de enige toegang tot de col vóór de aanleg van de weg in 1936. Door de komst van de nieuwe weg, kregen kuddes dieren en distels weer vrij spel op de prachtige zijweg, die een droom is voor avontuurlijke fietsers. We rijden over het enige echte pad waar al eeuwenlang reizigers overheen rijden en de weg ‘zonder verleden’ laten we aan de brullende dieselmotoren.
In 1911 besloot Henri Desgrange, de organisator van de Tour de France, om de renners over de Galibier te laten rijden, naar aanleiding van de ervaring die hij in 1910 in de Pyreneeën had opgedaan. Op 10 juli vertrokken de renners vanuit Chamonix voor een tocht van 366 km naar Grenoble, met daarin een bergpas met een hoogte van 2.556 meter, destijds pure waanzin.
Oh Col Bayard! Oh Tourmalet! Ik wil de waarheid geen geweld aandoen en verklaar dat, in vergelijking met de Galibier, jullie maar een flauw afkooksel zijn.
Dappere mannen beklommen dit moeilijke en destijds onbekende pad langs de kant van Valloire, en dat met behulp van twee tandwielen, één aan de linkerkant en één aan de rechterkant van het wiel dat vóór de beklimming werd gedraaid. De eerste die de top bereikte tussen twee sneeuwmuren was de Fransman Emile Georget. De Tourbaas was zo onder de indruk dat hij aan het einde van de race zei: “Oh Col Bayard! Oh Tourmalet! Ik wil de waarheid geen geweld aandoen en verklaar dat, in vergelijking met de Galibier, jullie maar een flauw afkooksel zijn.
Als je in de archieven duikt, kun je niet anders dan onder de indruk raken van deze kilometervreters uit de jaren twintig en dertig van vorige eeuw, de zwaarste jaren van de Tour de France. Ze legden meer dan 5.500 km af en brachten meer dan 230 uren van afzien in het zadel door.
11 juli 1927: de etappe van Briançon naar Evian-les-Bains passeert de Galibier over wegen die in slechte staat zijn. De paden liggen bezaaid met stenen zo groot als je vuist, waar velgen en vorken afbreken. Mogen we zeggen dat het gravelbiken al ontstaan is vóór het pure wegwielrennen?
Het was die dag verschrikkelijk weer, zo erg zelfs dat de achteropkomende auto’s in de modder slipten en terug moesten keren naar Grenoble. De renners moesten als ware veldrijders de Galibier oversteken. Ze duwden en droegen hun fietsen door de modder naar de top. Charles Martinet schudde zich los van de menigte en behield de leiding tot op enkele kilometers van de finish, waarna hij in finishplaats Thonon-les-Bains nipt werd verslagen door Pé Verhaegen, en dat na 11uur en 57 minuten van inspanning en zelfopoffering.
In 1929 werd de Belg Maurice De Waele, de drager van de gele trui, die dag in Grenoble ziek. Als Flahute, gesmeed in de koude regen en winden van de Noordzee, klampte hij zich tijdens een epische etappe van 329 km vast aan de flanken van de Galibier met een kettingblad met 44 tanden en een kransje met 22 tanden. De gele trui buigt, maar breekt niet. Hij zal zijn gele tuniek tot Parijs behouden.
Dankzij onze veel comfortabelere mountainbikes hoefden we niets bijzonders te doen wanneer we de Galibier langs de zuidoostkant beklimmen. Bij elke bocht presenteert zich het schitterende panorama op de top van de Meije. Wanneer we de schaapskooien van Mandette passeren, beelden we ons in hoe de auto’s en koetsen uit 1920 moeizaam de angstaanjagende hellingen van 14% en de krappe bochten beklommen.
In die tijd was het al een avontuur om met de auto de hellingen van de Galibier op te rijden. Het schrikte meerdere automobilisten af: de route moest worden aangepast. In de jaren dertig werd eerst de Col du Lautaret aangelegd. Er kwam een nieuwe weg met een minder steile hellingsgraad, gemiddeld 5%, die op een steenworp afstand van de tunnel, die in 1892 door het leger werd gegraven, aansluit op de oude route.
De winter treedt in
In de Tour van 1936 reden de Tourrenners voor het eerst over het nieuwe, minder steile parcours. Naarmate de jaren verstreken, raakten de prestaties van de wielrenners van vóór 1936, die een van de zwaarste passen in de Alpen beklommen met stijgingspercentages van meer dan 16%, in vergetelheid. De oude weg werd niet meteen vergeten. Omdat deze minder gevoelig is voor aardverschuivingen en lawines, werd hij nog vele jaren gebruikt. In de jaren 50 werd de route op de IGN-kaart nog steeds als weg vermeld en werd er geen verschil gemaakt tussen de oude en de nieuwe weg …
Het is opmerkelijk dat de weg naar de top niet voor militaire doeleinden werd heraangelegd, maar voor het toerisme. In de jaren twintig stelde de Touring Club de France een aanzienlijk bedrag beschikbaar om de reparatie van de weg te financieren. Hoe hoger we op deze weg klimmen, hoe kouder het wordt.
De vegetatie heeft niet langer een groene kleur en lijkt de handdoek in de ring te hebben gegooid na een hete zomer om langzaam over te gaan in herfstkleuren. Daarboven, op een hoogte van 2.642 m, worden we ondergedompeld in een wereld van rotsachtige riffen en gangen van stenen en sneeuw! Door de hoogte is de col onderhevig aan de grillen van het klimaat, een paar honderd meter hoogteverschil en we zitten plots in de winter.
Bij de pas eindigt ons avontuur. We duiken terug naar Villar-d’Arène, ditmaal via de prachtige huidige weg. Wie herinnert zich nog de beelden van Marco Pantani, die in 1998 door de mist raasde? Op de top had de Italiaanse renner een ruime voorsprong op Jan Ullrich. Hij liet de remmen los en pakte in Les Deux Alpes 9 minuten op de Duitser. Verstrikt in duistere verhalen over drugs en doping, verbrandde hij enkele jaren later zijn vleugels aan de cocaïne waarna hij tragisch aan zijn einde kwam.
De Galibier afdalen is als dansen op een koord. De renners weten precies waar ze moeten remmen, welke lijn ze moeten nemen en hoe ze hun lichaamsgewicht moeten gebruiken. De afdaling van de Galibier is zeer snel en duizelingwekkend.
Vanaf de Lautaret treedt de herfst in om in het dorpje La Grave plaats te ruimen voor de zon. In één dag beleven we op de hellingen van de Galibier de vier seizoenen en maken we kennis met een legende die voor altijd rondwaart in de uitlopers van de berg.